Rosé

Rosé is de naam voor wijnen waarvan de kleur ergens tussen wit en rood inzit. 10 jaar geleden werd er nog nauwelijks rosé gedronken in Nederland, maar zo rond 2000 kwam de doorbraak, eerst vooral bij jongeren die rosé dronken op terrassen en op het strand, maar ondertussen is 15% van alle gedronken wijn in Nederland roze.

De smaak van rosé kan uiteen lopen van zeer droog en ingetogen van smaak, via fruitig en vrolijk tot zeer krachtig en kruidig en soms zoet of halfzoet.

Portugese Rosé wijn is vaak donkerder van kleur en kruidiger en krachtiger van smaak dan de Franse en Spaanse varianten. Regelmatig hebben ze ook een zoetje.

Rosé wordt gemaakt van blauwe druiven, net als rode wijn. Er is een drietal methodes om Rosé wijn te maken:

Door de schilletjes van de druiven een korte tijd te laten meeweken in het druivensap en daarna te verwijderen, waarna het sap zonder de schillen doorgist. De kleur van een wijn komt namelijk van de druivenschillen, dus hoe korter die meeweken hoe lichter de kleur van de uiteindelijke wijn wordt. En omdat ook de tannines in een wijn voor een groot deel van de schillen komt, heeft een rosé dus ook minder tannines dan een rode wijn. Hierdoor kun je rosé koud drinken, net als witte wijnen die helemaal geen tannines hebben. Deze methode wordt in de klassieke wijnwereld het meest toegepast.

De tweede methode om rosé te maken is door een klein beetje rode wijn door witte wijn te mengen. Dit mag overal in de wereld, behalve in Frankrijk en Spanje.

De derde methode heet “Vin Gris”. Dit zijn heel bleke rosé’s gemaakt als witte wijn, dus zonder inweking van schillen, maar van zeer donkerblauwe druivenrassen die dan toch nog een zweempje kleur aan de wijn geven. In het engels heet dit “blush wine”.